Gedragscode

Deze gedragscode beschrijft de normen en waarden die voor een goede uitoefening van het beroep belangrijk gevonden worden, zoals onder andere de beroepshouding van de kattengedragstherapeut. De code geeft criteria waaraan het professionele handelen van de
therapeuten getoetst kan worden.

Algemeen

De kattengedragstherapeut:

  • heeft een diploma van een SPPD of Certipet geaccrediteerde opleiding;
  • verricht geen nevenactiviteiten die strijdig zijn met deze gedragscode;
  • die tevens werkzaam is in een ander vakgebied*, zal aan de cliënt voorafgaand aan het consult duidelijk maken in welke hoedanigheid de kattengedragstherapeut het consult aanneemt;
  • verricht de gedragsconsulten als kattengedragstherapeut los van de andere werkzaamheden in een ander vakgebied*.

* zoals onder andere (homeopathisch) dierenarts, natuurgeneeskundig therapeut, dierentolk, dierentrimmer, dierentrainer, etc.

Werkwijze

De kattengedragstherapeut:

  • neemt het welzijn en gezondheid van het dier als uitgangspunt bij het behandelplan;
  • stelt bij elk gedragsconsult een objectieve beoordeling op aan de hand van prikkels en motivatie;
  • houdt bij het opstellen van het behandelplan rekening met de omstandigheden en mogelijkheden van de cliënt en de gezinsleden;
  • baseert het behandelplan voornamelijk op positieve trainingstechnieken**.

** Onder positieve trainingstechnieken wordt verstaan: het gebruiken van positieve bekrachtiging om gewenst gedrag aan te leren en negatieve correctie om ongewenst gedrag te ontmoedigen. In sommige omstandigheden kan positieve correctie en/of negatieve bekrachtiging ook toegepast worden. Het uitgangspunt bij het behandelplan is dat het dier zo minimaal mogelijk negatieve gebeurtenissen zal ervaren.

Samenwerking

De kattengedragstherapeut:

  • is collegiaal naar andere gediplomeerde kattengedragstherapeuten;
  • onthoudt zich van negatieve uitlatingen over de aangesloten therapeuten;
  • werkt mee aan voortgaande professionalisering van het beroep;
  • werkt nauw samen met dierenartsen en zal waar mogelijk of noodzakelijk overleg voeren met de dierenarts over het op te stellen behandelplan.